Eetbaar papier – De Zaanse ouwelindustrie

[Door Marijke Pette en Jur Kingma]

Ouwel behoort tot de meer onbekende Zaanse producten. Het is ook bekend onder de naam eetpapier. Ouwel wordt gemaakt van aardappelmeel of rijstemeel. Het is bij de meeste mensen bekend van de kokosmakronen en van nougat. Minder bekend zijn ijsbakjes en broodmerken. Elk land heeft wel zijn eigen toepassing van ouwel. De grootste producent van ouwel is gevestigd in de Zaanstreek, de Primus ouwelfabriek in Oostzaan. Al meer dan honderd jaar is de Zaanstreek het centrum van de ouwelfabricage.

De eerste Zaanse ouwelfabrieken

In 1912 waren er Zaandam drie ouwelfabrieken waar zo’n 65 mensen werkten. Ze werden toen gerekend bij de beschuit- en wafelfabrieken.[1] Het was dus al een vorm van industrie met een zekere omvang. Het was een nieuwe industrie want in het adresgids voor de Zaanstreek van 1882 komen geen ouwelfabrieken voor. Op de tentoonstelling van Landbouw en de Zaansche Nijverheid in de zomer van 1896 werd ook nog geen ouwel getoond. Op 1 september 1901 werd de firma Willem van der Stadt opgericht, voor het fabriceren van en de handel in ouwels. Oprichters waren Willem van de Stadt Engelszn (1855 – 1945), Jan Pel Wijbrandszn en Jacob Mars Hendrikszn. Van de Stadt was koopman, Pel slijper en Mars schaver. In 1911 werd de firma omgezet in een N.V. met als vierde partner de Wormerveerder Cornelis van Amstel. In 1912 werd de naam gewijzigd in N.V. Stoom Ouwel- en Wafelfabriek de Vooruitgang v/h W. v.d. Stadt. De vijfde firmant werd dr. Engel van de Stadt (1870-1932). Hij was een neef van Willem van de Stadt en een van de oprichters van de Centrale Ambachtsschool. Beiden stamden uit het bekende Zaandamse geslacht van houtzagers, reders en bestuurders.

Dit was niet de eerste Zaanse ouwelfabriek. In 1901 droeg N. Bakker Klaaszoon als beherend vennoot van de Eerste Nederlandse Stoomouwelfabriek N. Bakker & Co. in Zaandam zijn belangen over aan de commanditaire vennoot J.H.H. Kneppers in Nijmegen.[2] Deze fabriek, de Eerste Nederlandsche Stoomouwelfabriek, ENSOF, was gevestigd aan de Zaandamse Westzijde naast de Bernhardbrug. De fabriek nam een deel van de molenmakerswerf Boerendans in gebruik. In 1923 en in 1930 werd de fabriek getroffen door een grote brand en heringericht. Ze was nog in bedrijf tot na de tweede wereldoorlog. In 1912 was ook de ouwelfabriek Concordia van de firma Klaas Blans aan de Oostzijde in Zaandam in bedrijf. De firma Blans behoorde bij de grote vijf Zaanse stoomrijstpellerijen. In hun gebouwen experimenteerden ze met allerlei andere producten. De eerste Zaanse stoomgortpellerij was er kortdurend gevestigd. Daarna maakte ze in dat pakhuis stijfsel van rijst. Elders werd een fabriek gebouwd om alcohol uit rijst te maken. Mogelijk was er hier voor ook een proeffabriek in Concordia geweest. Het ligt voor de hand dat ze de ouwel van rijst maakten. De N.V. Stoom Ouwel- en Wafelfabriek de Vooruitgang v/h W. v.d. Stadt werd in 1915 geliquideerd. [3] De rijstpellerij van Blans en de ouwelfabriek werden in 1920 geliquideerd.

Ouwel

Bij ouwel denken velen meteen aan de Eucharistieviering in de katholieke kerk. Daar wordt ouwel al vele eeuwen gebruikt in de vorm van hosties. De hosties kwamen uit speciale bakkerijen in nonnenkloosters en niet uit Zaanse fabrieken. Ouwel is een ongedesemd baksel in een dunne laag. Het werd in vorige eeuwen gebruikt om brieven te verzegelen en om vies smakende medicijnen te verpakken.[4] Het werd waarschijnlijk ook gebruikt bij het maken van luxe desserts aan de tafels van de rijken. Ouwel werd geleverd als een van de producten van een sommige ambachtelijke bakkerijen. De opkomst van de ouwelindustrie in de Zaanstreek heeft mogelijk te maken met zowel de enorme groei van de rijstpellerij in de Zaanstreek als de groei van de op zetmeel gebaseerde Zaanse stijfselindustrie. De opkomst van stoomouwelfabrieken past ook in het landelijke patroon waarbij het werk van ambachtelijke bakkers steeds meer werd overgenomen door fabrieken en fabriekjes.

Verkade ging brood en beschuit maken op zijn stoomfabriek. Er kwamen andere beschuitfabrieken zoals Hille en van Delft bij. Later werden ook wafels en koekjes gemaakt in fabrieken, zoals bij Vicomte. Het grote verschil tussen de ambachtelijke bakker en de brood- en beschuitfabriek zat in het type oven. De traditionele bakkersoven, gestookt met takken of zaagsel, had een beperkte
capaciteit. Bij de mechanische bereiding van bakkerijproducten werd bij Verkade geëxperimenteerd met ‘inschietovens’ waar in rekken platen met de te bakken producten stonden. Vanaf 1889 werd bij Verkade gewerkt met kettingsovens uit Engeland. Dat was eigenlijk een lopende band die langzaam door een met stadsgas gestookte oven liep.[5]

De rol van de familie Pel in de Zaanse ouwelfabricage

Jan Pel, een van de oprichters van de ouwelfabriek firma Willem van der Stadt, kende als timmerman verschillende Zaanse fabrieken van binnen. Hij zou vanaf 1916 aan het Zaandamse Hanenpad hebben geëxperimenteerd met walsen zoals hij die in de papierfabriek in Wormer had gezien. Dat de papierfabriek Van Gelder model stond is niet zo gek. President-commissaris Pieter Smidt van Gelder (IV) had in 1900 een studiereis naar Japan gemaakt. Bij het bedrijf werd geëxperimenteerd met verschillende grondstoffen zoals espartogras en stro. Rijstpapier is heel sterk en werd gebruikt om tekeningen over te trekken. Het werd gemaakt van rijststro. Een papiermachine is eigenlijk een straat van walsen waar aan de ene kant papierbrij in gaat en aan de andere kant papier uit komt. De linoleumfabriek is ook ingericht met walsen net als de walserijen bij de hoogovens en staalfabrieken. Binnen de toenmalige wereld van steeds verdere mechanisatie van de voedingsindustrie was het gebruik van verhitte walsen dus zeker te zien als een origineel idee. Rijstzetmeel werd en wordt gebruikt om eetbare producten te maken. Later werd ouwel gemaakt van aardappelzetmeel. Pel vond de Amsterdamse ijzergieterij J. Zimmer & Zonen die een ouwelmachine met walsen voor hem kon maken.

De relatie tussen de verschillende ouwelfabrieken waarbij Pel was betrokken is onduidelijk. Op 13 augustus 1913 richtte zijn zoon Wijbrand Pel een ouwelfabriek op in het bestaande pad Primus aan het Hanenpad in Zaandam. Het bedrijf kreeg de naam Gebroeders Pel, Stoom-Ouwelfabriek Primus. De naam Primus werd hier dus voor het eerst gebruikt. Waarschijnlijk moesten zij mogelijk onder druk van de oorlogsomstandigheden het bedrijf in 1915 liquideren. Het maakte een doorstart als Firma Gebroeders Pel. Het pand ging tijdens de watersnood van 1916 verloren. In dat jaar begonnen Jan Pel en zijn zoons een nieuwe ouwelfabriek aan de Zaandamse Bleekerstraat onder de naam Gebr. Pel & Co. Na de familie van de Stadt had Pel een nieuwe geldschieter gevonden. Als commanditair vennoot trad Dirk Pette toe. Hij investeerde Fl. 14.990.47 in het bedrijf en hij werd later president-commissaris. Op de balans van september stonden D.Pette Fl. 14.00,07, J. Pel Fl. 1.973,54 en W. Pel Fl. 1.617,15. De boekwaarde va het houten gebouw was op 30 september 1991 Fl. 3.185,95 en van gereedschappen en machines Fl. 9700,13. De bedrijfswinst was Fl. 7489,16

President-commissaris Pette greep in

Dirk Pette (1863-1941) was een van de vier vennoten van de N.V. Cacao- en Chocoladefabriek v/h J. Pette Hzn. Samen met zijn broer Hein vormde hij tot 1915 de directie. Tot 1934 was hij commissaris bij Pette.[6] Bedrijven als Pette hadden in de Eerste Wereldoorlog heel goede zaken gedaan zodat er veel geld beschikbaar was voor investeringen. Dirk Pette volgende een Zaans patroon. Zijn familie was ooit financieel op weg geholpen door de blikfabrikant C. Verwer die op zijn beurt jaren eerder bij de uitbreiding van zijn fabriek een beroep kon doen op de papierfabrikant Pieter Smidt van Gelder en de stoomolieslager Remmert Laan. Zo werkte de Zaanse kapitaalmarkt.
Het bleek technisch ingewikkeld om ouwel te maken. President-commissaris Pette kreeg hierover een conflict met Jan Pel. Als nieuwe fabriekschef werd de Jan de Groot aangetrokken die eerder bij de rijstpellerij Blans had gewerkt, waarschijnlijk op hun ouwelfabriek Concordia. Omdat Jan Pel zijn fabricage geheimen had meegenomen moest de Groot opnieuw gaan experimenteren.
In 1920 werd het bedrijf geherstructureerd tot N.V. Nederlands Ouwel Industrie voorheen gebr. Pel & Co. De oprichters waren de kooplieden Wijbrand Pel, Diederikus Pette, Frederik Hafkens en Willem Kruijshoop jr. Kruijshoop was in de Zaanstreek later eigenaar van de stoomolieslagerij De Pijl aan de Veerdijk die in 1929 is verbrand. Daarna bouwde hij de nieuwe veevoederfabriek De Pijl aan de Noorddijk in Wormerveer. Deze werd na het faillissement van Handelsmaatschappij Krootens in 1938 overgenomen door Wessanen.

Ingewikkelde verhoudingen met de familie Pel

De ontwikkelingen in de ouwelindustrie lijken op een soort permanente strijd tussen de familie Pel en de eigenaren en leiding van hun vroegere bedrijf. Jan Pel (de vader) en Cornelis Pel (de andere broer) richten nadat zij het oorspronkelijke bedrijf, al dan niet gedwongen, hadden verlaten, twee nieuwe ouwelfabrieken op. De eerst fabriek was geen lang leven beschoren. De tweede, De Vrede zou in 1934 alweer fuseren met de N.V. Nederlandse Ouwel Industrie, een terugkeer naar het moederbedrijf. In 1929 trad Wijnand Pel uit de Nederlandse Ouwel Industrie. Hij richtte de Zaanse Stoomouwelfabriek De Zaano op.
Noomen, de nieuwe administrateur van de N.V Nederlandse Ouwel Industrie, bedacht in 1926 iets nieuws; gifvrije bedrukte broodouwels. Dat werd een groot succes.[7] In 1929 werd begonnen met maken van snoepouwel voor kinderen.[8] Ook dat werd een groot succes. Het werd vaak verkocht in de zogenaamde ‘cent van het blad winkeltjes’. Voor één cent kon een kind daar is iets uitzoeken van de toonbank zoals ouwel of zoethout. Noomen werd in 1931 opgevolgd door J.H. Zwart die decennia aan het bedrijf verbonden bleef.

Een Zaanse prijzenoorlog

Vanaf 1931 was er een heftige concurrentiestrijd tussen de N.V. Nederlandse Ouwel Industrie en de ouwelfabriek Zaano. Er ontstond een prijzenoorlog. Zelfs in Engeland zaten Pel en de Primus elkaar dwars.[9] Om te overleven fuseerde de N.V. Nederlandse Ouwel Industrie in 1934 met de ouwelfabriek De Vrede. Deze was oorspronkelijk opgezet door vader en zoon Pel en werd nu geleid door C. Kater. Na de fusie werden de machines overgebracht naar de fabriek aan de Bleekerstraat en Kater werd ook directeur. De nieuwe naam werd in 1936 N.V. Primus-Ouwelfabriek, voorheen Gebr. Pel. In 1938 sloot Primus met De Zaano een overeenkomst om de prijzenoorlog te beslechten. President-commissaris D. Pette en commissaris W. Kruijshoop speelden een belangrijke rol bij het tekenen van de vrede.

Links: Zaandammer kermis met rechts een ijskar en links een viskar. Men ging vaak naar huis met oliebollen of gerookte paling. Of met nougat van de nogakraam van de dames Winkels uit Amsterdam. Zij verkochten alleen “nougat de Montélimar”. Op de toonbank lagen de grote stukken, kilo’s zwaar, die in kleinere stukjes werden geslagen en dan met ouwel in wit papieren pakjes verkocht werden. (Gemeentearchief Zaanstad 21.27722) Rechts: Cent-van-het-blad winkeltje waar snoepouwel werd verkocht. Het winkeltje was van Ma Hottentot, ook wel Hotterdetot, Ma Hot of Ma Troet genoemd, aan het Zuideindein Koog aan de Zaan. Zaterdags ging zij met een juk met twee trommels het dorp door en verkocht dan koek, drop enzovoort Op andere dagen beheerde zij haar winkel Voor een cent had men een ruime keuze van het blad, dat beladen was met suikerwerk in verschillende kleuren.

IJsbakjes voor Engeland

Primus kon in de oorlog doorwerken omdat er voldoende aardappelmeel was en snoepouwel een van de weinige soorten snoep was. In de oorlog was er een gebrek aan ijsbakjes. Primus slaagde er in vervangende ijsbakjes te maken. Na de oorlog werd dit een belangrijk exportproduct naar Engeland.[10] Met de grote afzet kon de fabriek worden uitgebreid en gemoderniseerd. Er kwamen meerdere walsen bij. En het bedrijf ging ook zelf broodouwel bedrukken. Na zijn overlijden werd D. Pette opgevolgd door zijn zoon J.W. Pette. De komst van de EEG betekende nieuwe kansen voor omzetvergroting. Snoepouwel ging naar Duitsland. Naar Italië ging veel ouwel voor de nougatfabricage.

Alles onder één dak

In 1997 nam de Primus de firma Zaano over. Primus was nog steeds gevestigd aan de Bleekerstraat en Zaano aan de Sluispolderweg. In 1998 werd begonnen de machines van de Zaano te reviseren. In 2004 werd dit bedrijf overgebracht naar een nieuw pand aan het Ambacht in Oostzaan. Daarna volgde de inventaris van de fabriek aan de Bleekerstraat.[11] De Zaanse ouwel was nu in een hand en kwam ook nog onder één dak. De familie Pette is er tot de dag van vandaag via de ‘Stichting beheer van aandelen Primus’ bij betrokken en Ir. Kees Pette, broer van Marijke, is nu voorzitter van deze stichting. Primus is nu marktleider in de productie van eetbaar papier. Een groot deel van de productie gaat naar China. Hoewel er geen leden van de familie Pette in de Zaanstreek wonen is dit een van de laatste voorbeelden van het functioneren van de vroegere Zaanse kapitaalmarkt.

Conclusies

De papierindustrie omvat meer dan bedrijven die plantaardige vezels omzetten in papier. Uit minerale vezels werd ooit asbestvilt gemaakt. Espartogras was langdurig een bron van vezels, maar het werd ook gebruikt voor het opdikken van papier. De stijfselindustrie vervulde een belangrijke rol in de papierfabricage. Het werd gebruikt om het papier glad te maken maar ook als vulmiddel. Het huidige zelmeelbedrijf Tate & Lyle, voorheen stijfselfabriek De Bijenkorf, levert nog steeds veel producten aan de papierindustrie. De Zaanse ouwelindustrie valt ook binnen dit patroon van het maken van bijzondere papiersoorten. In dit geval van papiersoorten die zowel bedrukbaar als eetbaar zijn.

 


Dit verhaal verscheen aanvankelijk in Zaans Erfgoed no. 66 (herfst 2018) Er zijn enige kleine aanpassingen gedaan. Er zijn ook enige afbeeldingen toegevoegd.

Noten:
1 J.C.A. Everwijn, De beschrijving van handel en nijverheid in Nederland deel II. (’s-Gravenhage, 1912) 676.
2 Nederlandse Staascourant, 31 januari 1901.
3 Standaarverslag instituut voor handels- en bedrijfsvoorlichting dossiernummer 1107-1942 28 oktober 1942 (archief Marijke Pette)
4 Standaarverslag)
5 Fock, R.O., Inventiviteit en creativiteit bij Verkade in “Met Stoom” Vol. 10 (Zaandam, 1992) 4-9.
6 Pette, Marijke, Pette cacao en chocolade. Een Zaans familiebedrijf in roerige tijden (Den Haag, 2015) 47-73.
7 J.H. Zwart, Geschiedenis van de PRIMUS OUWELFABRIEK (Zaandam, 1982) 4-5. (archief Marijke Pette)
8 J.H. Zwart, 6-7.
9 J.H. Zwart, 16.
10 J.H. Zwart, 14-15.
11 Brief K.S. Mol directeur Primus aan Marijke Pette