Zaanse uitvindingen (2): Een revolutie in het papier maken

[Bron: Noord-Hollands Dagblad 8 juli 2016]

Het allerbeste papier van Nederland, misschien wel van Europa, kwam vroeger uit de Zaanstreek. Het was mooi wit, glad, uitstekend beschrijfbaar en werd dan ook tot in Amerika verhandeld. De Zaankanters hadden de geheimen achter dit kwaliteitsproduct zelf uitgevonden. Het verhaal begint lang geleden en ver weg. ,,Het allereerste papier werd in China gemaakt, door ene Ts’ai Lun, in 105 na Christus’’, zegt Arie Butterman, de molenaar van De Schoolmeester in Westzaan. Al 44 jaar werkt hij hier, op de enige door de wind aangedreven papiermakerij ter wereld. Hij heeft zijn kennis dus wel paraat. De kunst van het papierscheppen uit een pap van fijngemaakte textiel- of plantenvezels bereikte via de Arabieren rond 1100 de grenzen van Europa. In 1586 opende de eerste papiermakerij van Nederland en kort na 1600 ging de allereerste papiermolen in de Zaanstreek draaien. Dat was het begin van een groot succesverhaal: op het hoogtepunt stonden er veertig van die papiermakerijen langs de Zaan. ,,Dat waren grote bedrijven, waar per molen tientallen mensen werkten’’, vertelt Arie Butterman. Via wereldhandelsknooppunt Amsterdam ging het Zaanse papier de wereld over.

Scheepstouw

Het lastigste probleem bij papiermaken is het fijnmaken van de vezels. Ga er maar aan staan: kledingstukken, dweilen, scheepstouw, visnetten, vlas en hennep zo fijn krijgen dat je er een glad, beschrijfbaar velletje van kunt maken. In Europa gebeurde dat sinds circa 1300 met de hamerbak, een Italiaanse uitvinding, waarbij door water aangedreven hamers dagen lang de natte grondstof tot pulp sloegen. Dat kon veel sneller en handiger, zagen Zaanse papiermakers. Zij construeerden ergens in de 17e eeuw de maalbak, die met messen werkte. In een gesloten bak draaide een met messen bezette houten rol rond. Ook op de bodem van de bak stond een serie messen. De natte vezels werden tussen de rol en de bodem steeds verder fijngesneden en kapotgemaakt, tot het geheel een gladde pap was geworden. Dit betekende een revolutie in het papiermaken. ,,De maalbak was acht keer sneller dan de hamerbak. Je kreeg bovendien veel regelmatiger vezels’’, vertelt Butterman.

Octrooi

Wanneer de maalbak is uitgevonden en door wie, weten we niet. Butterman: ,,Hij duikt op een gegeven moment op in de Zaanse moleninventarissen.’’ Wel precies gedateerd is een belangrijke verdere verbetering van de uitvinding: daar werd in 1672 octrooi voor aangevraagd. Deze verbeterde maalbak had geen ijzeren messen, maar messen van geelkoper. Dat klinkt weinig indrukwekkend, maar betekende een grote stap voorwaarts. De gewone maalbak was namelijk wel snel, maar je kon er alleen eenvoudig pakpapier mee maken, geen wit papier. Daarvoor kwam er helaas te veel roest van de ijzeren messen.

Nu begon de zegetocht van het Zaanse papier. Zodra ze hun octrooi binnen hadden, gingen de Zaanse fabriqueurs Van der Ley en Honig van start met het maken van wit papier, bij hun molens in de Koog aan de Zaan en Zaandijk.

Wie een maalbak met eigen ogen wil zien, kan zo terecht in Molen De Schoolmeester, die er drie in gebruik heeft. ,,Hoe oud ze zijn? Uit 1981 en 1991’’, vertelt Arie Butterman. O, dus ze zijn dus niet authentiek? ,,Jawel hoor. Je moet een maalbak iedere veertig jaar vervangen. Maar het model is exact dat van de zeventiende eeuw. Ze wisten toen wel hoe ze dingen moesten maken. Ze probeerden van alles, tot het goed werkte.’’De maalbakken functioneren prima”, zegt Butterman, ,,Versleten vodden heb je bij een goeie wind in twee, drie uur fijn. Maar omdat kleren tegenwoordig bijna niet meer worden opgedragen, hebben wij tegenwoordig acht, negen uur nodig.’’ In De Schoolmeester hebben de maalbakken trouwens eenvoudige ijzeren messen. Die voldoen prima, want deze molen in het Guisveld maakt alleen Zaansch Bord, een superstevig pakpapier, waar je de lompen waar het van gemaakt is, nog haast voelt. Het is tegenwoordig vooral geliefd bij kunstenaars en boekbinders.

Peter de Grote

Terug naar het witte Zaanse papier. Dat werd na 1700 hét schrijf- en drukpapier van Europa, en vormde een grote bedreiging voor de dan toe overheersende Franse papierindustrie. Toen Tsaar Peter de Grote de Zaanstreek bezocht, kwam hij niet alleen naar de scheepsmakerijen kijken, maar was hij ook zeer nieuwsgierig naar de papiermolens. Hij was niet de enige. Onder meer de Engelse en Zweedse papierindustrieën probeerden Zaanse papiermakers te ronselen. Maar slechts een handjevol vertrok – de Zaankanters probeerden hun geheim zo lang mogelijk te bewaren. Dat deden ze met redelijk succes – de achteruitgang van de Franse papierindustrie wordt toegeschreven aan het feit dat die niet op tijd de maalbak te pakken wisten te krijgen.

En eigenlijk bestaat de maalbak nog steeds. De machine die tegenwoordig in de papierindustrie wordt gebruikt om vezels fijn te krijgen, heet een refiner. Maar als je opzoekt hoe die werkt, blijkt die nog steeds te bestaan uit een combinatie van bewegende messen en vaststaande messen. Een maalbak dus, niets anders.