Kaarsenmaker, de

De Koger grauwpapiermolen De Kaarsenmaker werd gebouwd in 1712-1713 op een stuk land dat bekend zou staan als het Kaarsenmakersven. Dit land lag ten westen van het tegenwoordige Molenmuseum en is in de jaren dertig van de vorige eeuw met huizen bebouwd.
De Kaarsenmaker werd gebouwd in opdracht van Jan Jansz. Schoen, kaarsenmaker van beroep. Op 17 maart 1713 werd hem het windrecht verleend tegen een jaarlijkse betaling van 6 gulden aan het Rijk.
Op 10 mei 1713 werd er voor het eerst gewerkt met de nieuwe papiermolen. Op de achtergrond speelde zich toen nog een conflict af tussen de eigenaar en de leverancier van het hout. Dit hout voldeed niet aan de juiste kwaliteit, waarna Jan Schoen weigerde te betalen.
In 1718 werd de molen voor het eerst tegen brand verzekerd in een assurantiecontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg toen Fl.2000,-, drie jaar later werd dit bedrag opgetrokken naar Fl.2500,-.
Jan Jansz. Schoen stierf in oktober 1727. De molen werd toen verdeeld onder zijn vrouw en kinderen. Vier van zijn kinderen kregen ieder 1/8 part in de opbrengsten van De Kaarsenmaker, dit werd als volgt omschreven, “…de vruchten proffijten en incomsten van de papier molen gent. de Keersemaker..”. Zijn weduwe, Antje Jans kreeg de resterende helft toebedeeld.
In 1729 stelde Antje Jans de heren Cornelis Jansz. Honigh en Claas Jacobsz. Spits aan als voogden van haar minderjarige kinderen. De beide heren zouden voortaan in naam van deze kinderen De Kaarsenmaker gaande houden. Als directeur werd toen zoon Willem Jansz. Schoen aangesteld, dit was testamentair vastgelegd.
De compagnie die De Kaarsenmaker gaande hield maakte niet of nauwelijks winst. De omvang van deze compagnie was dus bescheiden en stond niet in verhouding met de grotere papierproducenten in die tijd.
In 1736, kort na het overlijden van Antje Jans, deed Willem Schoen het directeursschap over aan zijn broer Claas Jansz. Schoen. Voortaan werd er gewerkt onder de firmanaam Claas Schoen & Compagnon.
De Kaarsenmaker bleef tot het jaar 1780 in bezit van de familie Schoen. Na het overlijden van Claas Schoen en zijn vrouw Antje Jansz. Thuyn werd de molen op 14 september 1780 geveild. Er werd toen het volgende aangeboden.
“Een welgeconditionneerde graauwe papiermolen genaempt De Keersemaeker, met 2 kuipen.” Tevens werden er nog een huis met erf en het pakhuis Het Klooster te koop aangeboden.
Op de veiling werd De Kaarsenmaker gekocht door de Koger Pieter Adriaansz. Couwenhoven. Hij betaalde voor de molen een bedrag van Fl.5400,-.
Pieter Adriaansz. Couwenhoven had het vak van papiermaker en handelaar vermoedelijk van zijn vader en oom geleerd. Deze beide heren waren in die tijd directeur van de Zaandijker papiermolen De Visser. Daarbij hadden zij een handel in verfstoffen. Zij werkten met de twee Zaandijker verfmolens De Witte Veer en De Valk.
Pieter Couwenhoven zou tot zijn dood in 1814 met De Kaarsenmaker blijven werken. Op 14 augustus van dat jaar lieten zijn erfgenamen De Kaarsenmaker veilen. Koper van de molen werd de Westzaner koopman Cornelis de Boer, hij betaalde het schamele bedrag van Fl. 1450,- voor de molen.
Vier jaar later sloot De Boer een compagnieschap met de Westzaner houtzager Jacob Kruijt. In 1818 kochten zij gezamenlijk de Westzaner papiermolen De Pronker. Deze compagnieschap eindigde in 1828, toen verkocht De Boer zijn halve aandeel van De Pronker aan Kruijt. Zelf bleef hij werken met De Kaarsenmaker.
Cornelis de Boer bleef tot 1840 met De Kaarsenmaker actief. Op 18 januari van dat jaar besloot hij om de molen te verkopen. Die dag werd De Kaarsenmaker gekocht door de Westzaner Gerbrand de Jong. Deze betaalde voor de molen een bedrag van Fl.4770,-.
De van origine verfmaalder Gerbrand de Jong ging zich vanaf toen toeleggen op de productie van papier. Aanvankelijk deed hij dit alleen met de Koger papiermolen, maar in 1852 breidde hij zijn zaken uit door de aankoop van de Westzaner papiermolen De Schoolmeester en twee jaar later verschafte hij zich de grote Zaandijker papiermolen De Vergulde Bijkorf. Als laatste molen werd in 1869 de Zaandijker verfmolen Het Witte Veer gekocht, deze molen liet De Jong inrichten voor de verwerking van lompen, om zo de andere papiermolens van halffabrikaat te voorzien.
Na de dood van Gerbrand de Jong in 1871, werden de zaken voort gezet door zijn twee zoons, Pieter en Jacobus de Jong. De beide broers gingen werken onder de firmanaam Gebroeders de Jong.
Tegen deze tijd verkeerde De Kaarsenmaker in een slechte staat van onderhoud. Dit was reeds gemeld tijdens de schouw van de brandweer in 1869. Voor de Kaarsenmaker liep het bestaan ten einde.
Op 5 september 1873 meldden de Gebroeders de Jong aan de heren van de brandverzekering het Papiermakerscontract, dat de molen deels was afgebroken en niet meer zou worden hersteld. Toch wilden de beide firmanten de restanten van de molen nog voor Fl.3000,- in de verzekering houden. Vermoedelijk lagen er nog grote voorraden papier in de molen.
Hoe de gefaseerde sloop van de molen precies plaats vond is mij niet bekend. Het is zeer goed mogelijk dat een gedeelte van het binnenwerk van De Kaarsenmaker werd geplaatst in De Witte Veer. Verder kan het zijn dat bijvoorbeeld de as en de roeden van de molen al waren uitgehaald en verkocht.
Op 27 november 1873 werd de molen definitief uit de brandverzekering gehaald en nog voor het einde van dat jaar was De Kaarsenmaker definitief van de Koog verdwenen.
(meer info op www.duizendzaansemolens.nl)

Pieter Boorsma meldde in zijn boek “Duizend Zaanse molens” uit 1968 nog het volgende over de molen, “De heer A. Sipman te Arnhem berichtte in 1948, dat hij in de half in elkaar geschoten molen te Heteren een ijzeren boven-as had aangetroffen welke, volgens de molenaar, in 1873 uit de Zaanstreek werd aangevoerd, afkomstig zijnde van een papiermolen aldaar. Hoogst waarschijnlijk was dit de as van de Kaarsenmaker.”

Bronnen:
“De papiermolens in de provincie Noord-Holland” H.Voorn 1960 blz. 333-335
“Duizend Zaanse molens” P.Boorsma 1968 blz. 158
“250 Zaanse molens” R.Couwenhoven 2001 blz. 74
“de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 299
www.duizendzaansemolens.nl R. Couwenhoven

informatie F. Rol, Zaandijk

 

Beknopt overzicht

1713    De windbrief wordt op naam van Jan Jansz Schoen verstrekt. Hij was eigenaar van een Kaarsenmakerij. Molen werd ingericht als grauwpapiermolen.

1727    Na het overlijden van Jan Janz Schoen wordt het molenbedrijf door de vele erfgenamen voortgezet. In 1729 werden Cornelis Jansz Honigh en Claas Jacobsz Spits benoemd tot voogden over de kinderen en beheerden de molen. Zoon Willem Jansz Schoen voerde de directie.

1780    Op 15 augustus werd de molen, huis, en Pakhuis Het Klooster  door de executeurs van het testament van Class Schoen en Antje Jans Tuijn geveild. De nieuwe eigenaar van de molen, zonder woonhuis en pakhuis, werd Pieter Adriaansz Kouwenhoven.
Pieter was zoon van Adriaan Willemsz  Kauwenhoven die met zijn broer Jan de directie voerde over papiermolen De Visser in Zaandijk. (1756-1788)

1814    Pieter Couwenhoven overleed en de molen werd overgeschreven op naam van Cornelis de Boer te Westzaan.

1818    Cornelis de Boer en Jacob Kruijt kopen samen de papiermolen De Pronker in Westzaan en in 1929 verkoopt Cornelis de Boer zijn helft in de Pronker aan Jacob Kruijt. De Boer bleef alleen met de Kaarsenmaker werken.

1840    De molen werd geveild en werd voor fl. 4170,- getransporteerd op naam van Gebrand de Jong. Hiermee begon de Westzaanse verfmaler zich te interesseren voor de papierfabricage. In 1852 kocht hij De Schoolmeester in Westzaan en in 1854 De Vergulde Bijkorf in Zaandijk.

1871    Gebrand de Jong werd opgevolgd door Pieter en Jacobus de Jong, handelende onder de naam Gebroeders De Jong.  Kort daarna werd de molen afgestoten.     

1873    De molen werd afgebroken.

 

 

MOLENKAART