Gelder, Schouten & Comp., van

[Bron: ZaanWiki]: In 1784 werd Pieter Smidt van Gelder, schoonzoon van Maarten Schouten, in de leiding van de zaak opgenomen. Hij was, 21 jaar oud, enkele maanden tevoren met een dochter van Maarten Schouten getrouwd. Voordien was hij houtkoper in Zaandam geweest. Het jaar 1784 wordt als beginjaar van de geschiedenis van Van Gelder Zonen gerekend, voor het eerst werd immers de naam Van Gelder verbonden aan de toen al befaamde Hollandse (lees Zaanse) papiernijverheid. Pieter Smidt van Gelder wist ook na het overlijden van zijn schoonvader (1797) De Eendracht door de toen moeilijke tijden te loodsen, en meer dan dat: hij zag kans de zaken uit te breiden, terwijl de andere Zaanse papiermolens kwijnden. In 1801 bestond de ‘Papierfabriecq te Wormer’ uit ‘2 witte, 1 blauwe en 1 basterde kuypen’. Dat wil zeggen dat er met vier schepkuipen werd gewerkt, waarvan er twee voor de witpapier-vervaardiging en twee voor het maken van blauw- en grauwpapier ( = overwegend pakpapier) werden benut. Zie voor het vroegere productieproces bij Papiermakerij.

Bij het maken van papier is zeer veel water nodig en bij wit papier dient dat te worden gezuiverd. Dit vroeg in de vorige eeuwen, althans bij de Zaanse witpapiermolens, uitgebreide ‘vijverranden’, waarop het polderwater moest besterven alvorens te worden gefilterd. Bovendien moesten in deze molens alle metalen delen van koper zijn, omdat anders ijzerdeeltjes, hoe klein ook, tot roestvlekken in het product leidden. Vandaar dat Zaanse molens zich dikwijls beperkten tot de fabricage van grauw en blauw papier. Smidt van Gelder maakte in De Eendracht (overigens lang niet als enige) dus al overwegend wit schrijf- en drukpapier, in een kwaliteit die de Hollandse papiermakerij in het buitenland grote roem bezorgde. Bovendien was zijn molen uitgegroeid tot een onderneming met een relatief grote personeelsbezetting: in totaal zestig mannen, vrouwen en kinderen (want voor het sorteren en scheuren van en ‘knopen ziften’ uit de lompen, die de grondstof vormden, werden in alle molens de goedkoopste arbeidskrachten ingezet). Die zestig personeelsleden vormden naar schatting tien procent van het totaal aantal werknemers in de Zaanse papiermakerij, terwijl er 25 a 30 papiermolens in bedrijf waren.

Deze aantallen geven een aanwijzing over het belang dat toen al aan De Eendracht kon worden toegekend. In 1803 werd de molen op naam gesteld van de firma Van Gelder, Schouten & Comp. Voordien was nog steeds de naam Maarten Schouten & Comp. gehandhaafd. De naamswijziging was een gevolg van het overlijden van Smidt, van Gelder`s schoonmoeder. In de witte papiersoorten werd sindsdien een der watermerken met verwijzing naar de naam Van Gelder aangebracht. Een watermerk ontstond door op het geweven koperdoek van het schepraam eveneens met koperdraad een monogram aan te brengen; het geschepte papier werd ter plekke van dat monogram daardoor een fractie dunner. Deze watermerken werden veelvuldig in het buitenland nagebootst, wel een bewijs voor de kwaliteit van het Zaanse papier! In hetzelfde jaar 1803 werd de grauwpapiermolen De Bok te Wormerveer aan het bedrijf toegevoegd en tegelijk was het nodig de pakhuisruimte uit te breiden. Korte tijd hierna werd De Eendracht uitsluitend voor het maken van wit papier ingericht, de andere kwaliteiten (bordpapier, grauw en blauw pakpapier) werden in De Bok vervaardigd. Opvallend is dat Van Gelder Schouten & Comp. zich in de Franse tijd zo goed handhaafde, terwijl sommige papiermolens zelfs werden stilgezet.

Dr. Jane de Iongh, die de geschiedenis van Van Gelder Zonen van 1784 tot 1935 beschreef, merkte op dat de redding van het witpapier-bedrijf in die jaren samenhing met de nieuw geïntroduceerde vervaardiging van de zogenoemde ‘velin’, of ‘velijn’ (glad en gelijmd) papier, waarin de structuur van het zeefdoek der schepramen niet meer was terug te vinden, in tegenstelling tot het ‘gevergeerde’ papier, dat deze structuur nog wel vertoonde. Smidt van Gelder kampte weliswaar ook met de algemene malaise, maar had tegen het einde van de Franse tijd toch nog 85 werkkrachten in dienst, 70 op De Eendracht en 15 op De Bok (oktober 1812). Uit deze aantallen wordt duidelijk dat de witpapier-vervaardiging nu aanzienlijk belangrijker dan die van pakpapier was geworden.

De firma Van Gelder Schouten & Comp. richtte zich in 1835 met een adres tot Koning Willem I. Hierin werd de achterstand van de Hollandse papierfabricage geanalyseerd, waarbij al werd opgemerkt dat de Zaanstreek (door de mindere kwaliteit van het oppervlaktewater) niet geschikt was voor de vestiging van papierfabrieken en waarin werd aangekondigd dat de firma daartoe in Gelderland of Overijssel over wenste te gaan. In 1837 werd het voornemen een papierfabriek te vestigen gestalte gegeven, echter niet in het oosten des lands, maar in Zaandijk. Daar werd de papiermolen Het Fortuin, het aangekocht en ingericht met een door stoomkracht aangedreven installatie voor het maken van witpapier. Dat de illusies van de firma werden verstoord door enerzijds onkunde en knullig handelen van de machineleverancier en anderzijds door dwarsliggende Zaanse concurrenten (zij dwongen de firma tot het stoken met turf in plaats van met cokes) kon niet worden voorzien. De kosten liepen echter te hoog op en de resultaten bleven achter.

Het Fortuin leverde niet het verwachte fortuin, maar leidde tot jarenlange verliezen. Temeer doordat ook de nog niet ‘verstoomde’ grauwpapiermakerij in de molens van de firma kwijnde, kreeg de onderneming het zeer moeilijk. In 1855 kwam het zelfs zo ver dat Het Fortuin weer werd teruggebracht van stoomfabriek tot windmolen; het eerste industriële avontuur was volkomen mislukt.